NAKANY KANTE - DE CONAKRY À BARCELONE

 

Ondanks haar bekend in de oren klinkende familienaam, is de Guinese zangeres hier nog tamelijk onbesproken. Nakany woont sinds een tiental jaar in Barcelona en het was die verjaardag, die haar ertoe aanzette deze plaat te maken. Het is haar derde, na “Saramaya” en “Naka” en wat meteen opvalt, is het verschil in klankkleur tussen deze en de vorige twee platen. Nakany maakte van verschillende verblijfsperiodes in Guinée -de hoofdstad daar heet Conakry- gebruik om een aantal lokale muzikanten uit te nodigen om een deel van de muziek ginds op te nemen en zo komt het dat de meeste gitaarpartijen en haast alle bassen opgenomen werden in Conakry, naast alle kora, percussie en backing zangpartijen. Dan krijg je haast vanzelf een andere klank dan wanneer je alles in Barcelona opneemt met muzikanten van daar. Overigens heten de Guiese muzikanten allemaal Kouyate, Diabate of Condé, wat ik best een beetje grappig vind…

Die derde plaat, die had moeten uitkomen precies op het moment dat een boosaardig virus besliste een beetje de hele wereld op zijn kop te zetten, klinkt een pak volwassener dan de eerste twee: Nakany springt met gemak van het ene genre naar andere en haar attitude in de studio verraadt flink wat podiumervaring. Die hadden we wàt graag live willen ervaren tijdens de Mercat de Musica Viva in het Catalaanse Vic, maar ook daar stak Corona een stokje voor. Maar kom: volgend jaar lukt het misschien wel… Aangezien Guinée zowat symbool staat voor de zogeheten Mandingo Pop, krijg je die hier ook geserveerd, maar net zo goed waagt Nakany zich aan heel Europese Pop en Disco, afgewisseld met typische straatballades uit haar geboorteland, wat, alles bijeengeteld, een heel leuke en gevarieerde plaat oplevert, die ons meer dan eens aan Fatoumata Diawara deed denken.

De thema’s die Nakany bezingt zijn tegelijk heel Afrikaans en universeel: mannen die zich mordicus anders willen voordoen dan ze zijn (“Faden Sawo”, meisjes die tegen hun wil uitgehuwelijkt worden (“N’Massé”) of door de maatschappij uitgespuwd worden als ze onvruchtbaar blijken te zijn (“Monoté”). Net zo goed komt de feestelijke kant van Afrika aan bod (“Samedi”) en “Karogbé”, dat de uitgelaten sfeer beschrijft, die aan het einde van de Ramadan heerst, bij het Eid-feest; of klinkt de weemoed door van geliefden die door duizenden kilometers afstand van elkaar gescheiden zijn en elkaar dus niet of nauwelijks kunnen zien of horen (“Ikanawa”). Samengevat klink het in “Kobekoun” aldus: “we moeten allemaal alles leren, we weten niks als we geboren worden. Laten we dat erkennen en daaruit leren. En voor het overige: als je een teler bent, zorg dan voor je gewassen, als je een verkoper bent, verkoop danen als je kan dansen, dans dan met mij mee”. Mij lijkt dat een fraaie vertaling van “The African Way”, waarin sprookjes en verhalen een belangrijke rol spelen, zoals verteld wordt in “Papada”.

Afsluiter “La Paix” is dan weer een opzwepende schreeuw om echte vrede, niet de vrede, die heel vaak door een minderheid aan de meerderheid opgelegd wordt. In veel Afrikaanse landen is dat helaas nog altijd een vrome wens, die hier samen met de Catalaanse rappers Mū Banda, Las Bajas Pasiones en Pinan 450f uitgezongen wordt op een manier die heel erg tot dansen aanzet. Dat is een erg leuk orgelpunt van een bijzonder knappe plaat, die vooral de grote artistieke vooruitgang van Nakany Kanté danig in de verf zet!

(Dani Heyvaert)

 

Artiest info
Website  
 

Label: Kasba
distr.: Xango

video